Clubliefde

Clubliefde. Dat doet iets met een mens. Het tast het zicht aan, het zenuwstelsel en de ratio. Ik weet het, ik heb het gevoeld. Daarom begrijp ik maar al te goed dat Antwerp-supporters – al decennialang vurig van aard – in een defensieve houding schieten om hun club te verdedigen wanneer die in woelig vaarwater terechtkomt. Maar verdient die club dat wel? Laat ons gewoon eerlijk zijn; op het gebied van sociale rechten, fiscale rechtvaardigheid en ethiek in het algemeen torst de hele voetbalsector niet meteen de beste reputatie. Maar met de beslissing van Antwerp FC om Marc Overmars aan te nemen én de manier waarop dat gecommuniceerd werd, is weer een nieuwe grens overschreden.

Iedereen verdient een tweede kans. Dat hoorde ik vandaag best vaak. Vooral bij monde van supporters van RAFC. Ik volg hen daar graag in. Maar als we heel eerlijk zijn; daar draait het hier eigenlijk niet om. Dan had de communicatie kunnen zijn: ‘Marc Overmars betuigt spijt over wat er in het verleden is gebeurd en volgt een intensief traject waarbij hij oprecht werk wil maken van zijn fouten. Zolang hij dat inzicht behoudt, gaan wij met hem in zee.’ Neen. In plaats daarvan kwam het knullige ‘Onze waarden en normen matchen.’

Elke communicatiespecialist moet hierbij ogen als cornervlagjes hebben getrokken. Het gaat niet over tweede kansen voor mensen die een fout hebben gemaakt in hun leven. Echt niet. Het gaat over torenhoge bedrijfsambities van een sportief instituut en welke prijs het bereid is te betalen om die te behalen. In geld. En op het gebied van imago. En dat blijkt best wel veel te zijn.

Koning voetbal onttrekt zich hier dus opnieuw aan de norm van wat mensen in andere omstandigheden moreel onaanvaardbaar vinden. Iedereen kan los uit het hoofd professionals binnen de geestelijke, evenementen-, kunsten- en entertainmentsector opnoemen die anderhalve maand na ontdekking van hun uitspattingen nog niet eens moesten denken aan enige rehabilitatie. Laat staan een nieuwe job binnen hetzelfde vakgebied.

De ziel van een club zit, wat mij betreft, niet in de bestuurskamer. Die huist in het hart van elke supporter die elke wedstrijd in weer en wind achter zijn of haar kleuren staat. Die club belichaamt vaak waar hij of zij voor staat. Dat indachtig had ik graag enkel vragen gesteld. Rechtstreeks aan iedere Antwerp-supporter. Hoe zou jij reageren mocht jouw zus, vriendin, echtgenote of dochter ongevraagd dickpics en oneerbare voorstellen ontvangen van iemand met een machtspositie binnen het bedrijf waarin ze werkt? Zou je vandaag voor die man op de barricades gaan staan? En daarbij aansluitend: hoe zou jij het vinden mocht die man anderhalve maand na het uitlekken van de feiten, zonder veel schuldbesef of enig behandelingstraject, door een ander bedrijf binnen dezelfde sector met veel tromgeroffel binnengehaald worden?

Wetende dat er best wel wat potige kerels op de tribunes van Den Bosuil zitten. 

Anderhalve maand geleden.

Het was jouw zus, vriendin, echtgenote, dochter.

Krijgt die man applaus of maak je bezwaar tegen die aanstelling? 

Ik vraag het mij oprecht af.

Konijn

Marie-Jeanne leidt een relatief onbevredigend leven waarbij het met een afgesleten aardappelmesje jassen van in volle grond gekweekte patatten een quasi dagelijkse zekerheid is. Toch puurt ze een weinig vreugde uit de zoektocht naar de identiteit van bekende menspersonen die zich, vermomd als radijzen en edelkalveren, in het kolkende zweet zingen terwijl vier soortgenoten zich onder een opzichtige laag make-up en botox van superlatieven bedienen terwijl ze manisch expressief het immer fantastisch verrassende stemgeluid van de kwelende wollebollen bejubelen. Marie-Jeannes karige pensioentje verdampt door de inflatiegevoelige wisselwerking tussen een gebrekkige gasconvector en een elektriciteit slurpende dampkap die potentieel dodelijke bacillen samen met de dure warmte afvoert langsheen een gammel rooster dat de achtergevel van haar gehuurde rijwoning ontsiert. Morgen zal ze een brief van haar gasleverancier ontvangen waarin staat dat ze twee weken de tijd heeft om 932,62 EUR toe te voegen aan haar door reeds riante voorschotten gespijsde energieafrekening. Haar aardappelmesje zal die dag trillend blijven hangen boven de foto van de zich op de borst kloppende politicus op de voorpagina van de krant die haar trots vertelt dat ze daar 100 EUR mag van aftrekken. Het potentieel vrolijke nieuws dat zowel Konijn als IJskoning hun opwachting zullen maken in haar favoriete programma, is omgeven met een zwart randje. Buiten begint het zachtjes te miezeren. 

Oranje Antwerpen

‘L’enfer c’est les autres.’ Jean-Paul wist het al een tijdje. En ik heb het, wat dit betreft, wel voor Jean-Paul. Alleen had ik er graag nog iets aan toegevoegd: ‘Les autres, ils viennent du nord.’ Ik heb er zonet twee dagen Antwerpen opzitten en ik kan het u bevestigen want ik heb ze met de hand geteld; er bevonden zich gisteren meer Nederlanders in Antwerpen dan in Nederland. Ondergrondse parkings met meer ringen dan de hel van Dante, puilden uit van de gele nummerplaten, de straten errond vormden een ode aan de fijnstof spuiende stilstand, noorderburen grossierden in decibels en uitstoot, in joligheid en escapisme. Rutte raakt hen niet, minstens 12 uur ontsnapt aan het juk van hun teflon leider. In Ukkel werden seismische schokken opgemeten die het patroon volgden van de klassieker ‘Hup Holland Hup’, de straatstenen van de Meir zijn minstens 6 centimeter gezakt onder het gewicht van de meute, smachtend naar een Large McDo-menu en een voordeelpak onderbroeken van de Primark. Bij veel zaken was het aanschuiven, zo ook bij Rituals. Maar wat betekent een dag voetje bij voetje schuifelen in het miezerigste weer als je na enkele uren file op de ring terug de grens over kan met een tube relaxerende bodylotion in je kofferbak?

Op een plein stond een feesttent die wat weghad van een grote serre waarin menselijke appelsienen werden gekweekt. Er werd gedanst, gezongen en geschreeuwd. En een kleinigheid gedronken. Toen begon het eindelijk tot mij door te dringen. Onze noorderburen hebben uiteraard gehoord dat cultuur in Vlaanderen weer mag. Vandaar de stampede over PFOS-gronden richting Groenplaats en Onze-Lieve-Vrouwetoren. Zo’n drang naar cultuur hou je niet tegen met een paar barbaarse sanitaire maatregelen. Uit de boxen schalde ‘Leef!’ van de welbekende Antwerpse bard André Hazes Jr. terwijl het tafereel veel weg had van een moderne ‘De boerenbruiloft’ van Pieter Breugel de Oude. Boogscheuten verder houden cinema’s en theaters op dat moment nog angstvallig de deuren gesloten om niet overrompeld te worden door deze oranje horde.

Wanneer ik Antwerpen buiten rijd, hoor ik Koen Kennis, schepen voor toerisme, mobiliteit, middenstand en nog wat andere zaken, op de radio verklaren dat het heus niet drukker was dan op een normale koopzaterdag buiten Corona. Alleen, tja, zitten we nu toch al dik een jaartje of twee ‘binnen’ Corona. Maar dat zal dan wel een beetje kortzichtig zijn van mijn kant. Aan het einde van het interview drukt hij al de Nederlandse toeristen op het hart zeker en vast de Park&Ride parkings aan de rand van de stad te gebruiken. Hij had hen natuurlijk ook kunnen aanraden om, gedurende de lockdown in Nederland, nog even thuis te blijven. In het belang van de volksgezondheid en zo. Alleen is dat misschien een beetje economisch ongastvrij van een stad die tegen wil en dank dan uiteindelijk toch een (Hollandse) parking is geworden.  

Computer zegt nee? Wel, de computer heeft niet het laatste woord.

Als auteur, als bibliotheekmedewerker, als mens met goesting in letters en meningen quoi, leest men al eens de Standaard der Letteren. Nog voor ik te weten kwam wat het verband is tussen Warren Ellis en de kauwgom van Nina Simone, verslikte ik me al in het trauma waarop M., de dertienjarige zoon van auteur Filip Rogiers, getrakteerd werd in de bibliotheek van zijn woonplaats. U moet immers weten dat bibliotheken me nauw aan het hart liggen. Dat komt omdat ze als een rode draad doorheen mijn leven lopen. Dat begon al vroeg. Meer bepaald in de schoolbibliotheek van Aaigem. Nu ja, ‘bibliotheek’ is misschien net iets te veel eer voor de door katholieke houtwormen aangevreten kast waarvan de koperen sleutel zorgvuldig bewaakt werd tussen de onbevlekte borsten van zuster Agnes. Eénmaal om de twee weken ging die kast open en moest (!) – ik leg graag de nadruk op die voor jongeren afkeer opwekkende gebiedende wijs – iedereen een boek kiezen. Pietje Bell was zowat het enige aantrekkelijke dat door de eenkoppige censuurcommissie was geraakt. Aldus werd ik al snel gedwongen het stalen ros richting de slechts ogenschijnlijk meer ontwikkelde regio Herzele te nemen om daar de gemeentebibliotheek te plunderen. Lang verhaal kort; sindsdien – en zeker niet dankzij de invloed van zuster Agnes – oefenen boekhandels en bibliotheken een onbedwingbare aantrekkingskracht op mij uit. Ondertussen schrijf ik op een gruwelijk traag tempo af en toe zelf een boek dat al eens terecht durft komen op de planken van Utopia, de bibliotheek waar ik sinds drie jaar, na een totale professionele ommezwaai, aan de slag ben als medewerker (‘bibliothecaris’ en aanverwante ‘assistenten’ zijn namelijk termen die steeds vaker verdwijnen tussen de vergeelde pagina’s van de magazijnexemplaren). 

Heel deze omstandige uitleg leidt weldegelijk ergens naartoe. U moet weten dat ik dit stuk schrijf na het tot mij nemen van de schabouwelijke ervaring die M. (u weet nog; zoon van) had met Joseanne. Even samenvatten; Joseanne is de baliemedewerkster van de bib die M. het boek ‘Zout van de zee’ van Ruta Sepetys weigerde uit te lenen omdat de computer van mening was dat M. daarvoor nog te jong was. Bovendien bleek het menselijke verlengstuk van de uitleenprogrammatuur het in Keulen te horen donderen bij de naam Gerard Walschap. Een blaam op het volledige bibliotheekwezen. Deze hele ervaring leidde trouwens tot het stuk ‘Computer zegt nee’ waarin ik bij de auteur een nostalgische weemoed proef die hem diep vanbinnen deed verlangen naar de terugkeer van ene bibliothecaris Maes uit Zwijnaarde, een man die de toen nog jonge Filip Rogiers – in tegenstelling tot de diabolische bits & bytes – wél liet proeven van de ‘volwassen’ literatuur. 

Misschien permiteer ik mij nu onnoemelijk veel vrijheid om mij, uit hoofde van de volledige bibliotheeksector, te excuseren voor het starre gedrag van Joseanne. En toch neem ik tegelijk graag haar verdediging op mij. U moet immers weten dat het met bibliotheekmedewerkers niet anders is als met auteurs; je hebt er goeie en je hebt er betere. Het klopt dat er in bibliotheken steeds vaker gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde, door onverbiddelijke software aangedreven uitleentoestellen die de leeftijdsrestricties heel rigoureus toepassen, dat is immers eigen aan computers. Maar het klopt niet – wat Joseanne u ook probeert wijs te maken – dat wij, verzamelde bibliotheekmedewerkers van over de hele planeet – deze Orwelliaanse software niet kunnen omzeilen. Met één druk op de knop kunnen wij, als wij dat écht willen, M. en zijn gelijkgestemde zielsgenoten introduceren in een wereld waarin alles kan; van de literaire necrofilie van K.R. Valgaeren tot de ongekuiste, met sepiakleurige prenten van volle derrières en weelderige bustes opgesmukte uitgaves van Louis Paul Boons meest schunnige geschriften. Zo’n beetje ‘Zout van de zee’ is zelfs kinderspel. Begeesterde bibliotheekmedewerkers, en niet de computers, zijn nog steeds de échte hoeders van de schatkamer die de exclusief voor volwassenen afgeschermde literatuur heet te zijn. En daarom richt ik graag mijn laatste woorden tot Filip Rogiers en nog meer tot zijn zoon M: laat je niet afremmen of zand in de ogen strooien door de Joseannes van deze wereld; de verzamelde harten van bibliotheekmedewerkers overal ter wereld maken nog steeds simultaan een sprongetje van blijdschap wanneer jongeren hun weg naar de bib vinden. Nooit zou het bij ons opkomen de minste rem te zetten op de nieuwsgierigheid van de jonge lezer. En daarvoor zetten we de computer zelfs heel graag buitenspel. Al zeker als die compleet ten onrechte ‘nee’ durft te zeggen.

‘Weg met Eddy!’

Ik ga niet uitgebreid herhalen dat ik van mening ben dat Eddy D. volledig terecht, en al even volledig door eigen toedoen, aangesproken wordt op zijn denigrerende stupiditeiten. De virtuele pek en veren heeft de man over zichzelf uitgeroepen. Maar ik positioneer mij – om dan toch even in de gezelligheid van de middeleeuwen te blijven – wél graag in de groep die de galg of het kapblok misschien net dat tikkeltje te extreem beschouwt. De roep om ontslag vind ik dan ook zowel te vergaand als misschien wel contraproductief in het (hoera!) bewustwordingsproces dat onze maatschappij ondergaat. Als er één positief punt aan deze hetze is, is het wel dat ze er überhaupt gekomen is. We zijn immers nog niet zo ver verwijderd van de tijden waarin dit geen rimpel aan het oppervlak zou veroorzaakt hebben, we zijn omgeven door landen waarin dit soort machismo gepromoot en zelfs in wetten verankerd wordt. Maar als we progressiviteit hoog in het vaandel willen dragen, en ik hoop dat we dat blijven doen, dan moeten we dat op àlle vlakken nastreven. Daarom ben ik van mening dat een ontslag niet het juiste antwoord is. Een individueel C4 draagt ook niets bij aan de maatschappelijke evolutie. Notoire homofoben gaan er enkel de zoveelste bevestiging in zien dat de gedachtenpolitie jaagt op hun pindanotenbrein en op individueel vlak blijf je achter met een getormenteerde man die binnen dit en een paar weken zijn uitkering kan gebruiken om tegen een verlaagd tarief naar de psycholoog te trekken. Geef Demarez een officiële blaam, verplaats hem – al dan niet tijdelijk – naar de redactie of haal hem weg van de live verslaggeving. Maar vooral: ga in dialoog! En dan kijk ik ook naar de Belgian Cats. Laat de storm passeren en ga het gesprek wél aan en confronteer hem met zijn woorden; laat jullie persoonlijkheden en prestaties voor zich spreken en reduceer zijn uitschuiver tot een imbeciele voetnoot na een fantastisch Olympisch parcours. 

Minachting voor de Rode Duivels

Scrollend doorheen de immer vrolijke volière van het blauwe vogeltje, stootte ik op een tweet die mijn wenkbrauwen kortstondig tot boven mijn denkbeeldige haarlijn joeg. Tom Vandendriessche, Europees parlementslid voor de grootste partij van Vlaanderen, liet de wereld weten – ik citeer – niets dan minachting te voelen voor belastingontwijkende BLM-racisten. Daarmee doelde hij op de knielende Rode Duivels. Nu, als minachting zowat je corebusiness is, onthoud ik mij graag van commentaar daaromtrent. Idem voor het aspect racisme. Wat het knielen betreft ben ik trouwens van mening dat je vooral moet doen waar je je zelf goed bij voelt, ik prijs daar geen Belg voor, ook minacht ik de rechtopstaande Russen niet (die zouden dik negentig minuten later uiteindelijk toch het hoofd moeten buigen.)

Wat ik wel behoorlijk cynisch vind, is een Europarlementariër die het begrip ‘belasting ontwijkende’ als metafoor gebruikt om een fundamentele oneerlijkheid aan te kaarten. Want daar heeft Vandendriessche absoluut een punt. Wie mij kent, weet dat ik al eens de hashtag #againstmodernfootball onder een stuk durf te plakken. Ik ben immers van mening dat de voetbalwereld stinkt. Van quasi verwaarloosbare RSZ-bijdragen in eigen land tot kaviaar met corruptie op het allerhoogste internationale niveau. De voetballers ontduiken dus niet echt belastingen; ze nestelen zich hoogst legaal in constructies die fundamenteel onrechtvaardig zijn, beschermd door wetgevende instellingen en bijgestaan door het kruim (eufemisme) van de advocatuur, een legertje financiële haaien en een bende eerloze lobbyisten. 

Laat dat alles nu net quasi perfect in lijn liggen met wat ik ook de Europarlementariërs verwijt, met de bezwarende aanvulling dat deze op de schaamteloze keper beschouwd dan nog eens zelf de regels bepalen. Misschien is het aangewezen nog eens op te lijsten wat zelfverklaarde verdedigers van de heimat als Tom Vandendriessche en al zijn collega’s partijoverschrijdend verdienen. Ik som de belangrijkste zaken even op en vergelijk ze graag met wat, naar ik veronderstel, voor mezelf en de meesten onder ons geldt. Bepaal daarna vooral zelf in hoeverre de auteur van deze bittere tweet het recht heeft anderen met de vinger te wijzen.

Sinds 1 juli 2020 bedraagt het brutosalaris8.995,39 per maand. Alle Parlementsleden betalen EU-belasting en verzekeringspremies, waarna het salaris €7.011,74 bedraagt. 

Niet alleen ligt mijn brutoloon een gevoelig tikje lager, wat ik uiteraard ook begrijp, niet iedereen is tenslotte bekwaam genoeg om de kromming der komkommers mee te bepalen, ook meen ik met mijn beperkte wiskundige expertise vast te stellen dat de verhouding tussen bruto en netto bij mij met net iets meer variabelen rekening dient te houden

Voor werkzaamheden buiten hun eigen land krijgen parlementsleden een vergoeding van maximaal €4.517 per jaar voor reis- en verblijfkosten en daarmee samenhangende kosten.

Ik werk in Aalst. Wie wil er dan nog naar het buitenland?

Het Parlement keert voor verblijf en daarmee samenhangende kosten een forfaitaire vergoeding uit van €324 voor iedere dag waarop de leden voor officiële werkzaamheden in Brussel of Straatsburg aanwezig zijn, op voorwaarde dat zij een register tekenen dat hun aanwezigheid bevestigt.

Ergens begrijp ik deze volkomen, mij blijft de zware taak gespaard op regelmatige tijdstippen registers te tekenen. Ik heb ook het geluk dat ik voor een instelling werk die het onnodig vindt om de ene week in Aalst te vergaderen en de andere pakweg in Oostrozebeke.

Voor vergaderingen buiten de EU geldt een vergoeding van €162 (opnieuw op voorwaarde van ondertekening van het register)

Ik herhaal: verdomme, dat register! 

Algemene kostenvergoeding In 2021 bedraagt €4.576 per maand.

Een mens maakt al eens een algemene kost.Met een bescheiden basisloon vind ik het dan ook niet meer dan gerechtvaardigd dat er een extraatje wordt voorzien (ten bedrage van zowat driemaal het loon van een ongeschoolde werkkracht). 

De leden hebben recht op vergoeding van twee derde van hun medische kosten.

En ergens heb ik het vermoeden dat ze de klevertjes van de ziekenkas niet eens zelf op de documenten moeten plakken.

Aan het eind van hun ambtstermijn hebben leden recht op een overbruggingstoelage, die evenveel bedraagt als hun salaris. Zij krijgen deze toelage gedurende het aantal maanden dat overeenstemt met het aantal jaar waarin zij deel uitmaakten van het EP. Deze vergoeding wordt gedurende ten hoogste twee jaar toegekend.

Zonder commentaar. Echt: zonder commentaar.

Het Parlement biedt zijn leden een uitgeruste kantoorruimte in zowel Brussel als Straatsburg. De leden kunnen op kantoordagen in beide steden gebruikmaken van de officiële voertuigen van het Parlement.

Dat lijkt me niet meer dan billijk, zonder deze maatregel zouden hun algemene onkosten de pan uitswingen en moet daarvoor een extra uitkering uitbetaald worden (oh, wacht, dat hebben ze al).

De leden kunnen binnen een door het Parlement bepaald budget hun eigen personeel uitkiezen. In 2021 bedraagt het maximale maandelijkse bedrag dat beschikbaar is voor alle kosten in verband met de aanwerving van persoonlijke medewerkers €25.620 per parlementslid.

Het siert een mens als Tom Vandendriessche dat hij onder dit regime nog de tijd neemt om zelf zijn tweets te schrijven. Maar met het woord minachting en de metafoor ‘belasting ontwijkende’ zou ik in zijn geval toch net iets zuiniger omspringen.

The rise of the orange knight

10 juli 2021, de zon duikt weg achter een horizon vol koterij. In vaccinatiecentra over heel Vlaanderen wordt het zweet der merkmieren opgenomen met dweilen voorzien van een tricolore randje. Het doel is binnen handbereik. Een zwarte wagen met ministeriële nummerplaat scheurt met veel te hoge snelheid over de N614. Het is een wolkeloze nacht. Met piepende banden neemt de chauffeur de bocht richting Herstappe, de kleinste gemeente van Vlaanderen. Op de hoek van de Kerkstraat en de Dorpsstraat komt de auto bruusk tot stilstand. Het achterportier vliegt open. Wouter B. springt uit de wagen en rent naar de voordeur van het huis in rode baksteen. De digitale klok op het dashboard van de wagen geeft 23u59 aan. Met zijn linkerhand houdt Wouter de bel ingedrukt, de beltoon is scherp, er klinkt gestommel achter de deur. Geroutineerd popt hij met zijn rechterduim de plastic beschermkap van over de injectienaald, zijn bril is door het zweet naar het topje van zijn neus gezakt. De deur zwaait open. Er is geen tijd voor plichtplegingen. Wouter ramt het vaccin in de bovenarm van de verbaasde bewoner. De klokken van de verderop gelegen kerk beginnen te luiden, het is middernacht. Het is 11 juli. De allerlaatste Vlaming werd zonet ingeënt. Wouter B. kijkt tevreden naar de hemel, de eerste vuurwerkpijlen knallen, de Vlaamse feestdag is het begin van een mondiale bevrijding. De wereld komt tot rust.

Vrijheid van religie vs volksgezondheid

Ik heb van nature de neiging om zaken met humor te benaderen. Meestal zijn dat zelfs de onderwerpen die ik heel serieus neem. Maar als ik, overtuigd van de noodzaak van die regel, in het jaar waarin ik mijn vader heb begraven met amper 15 aanwezigen op ruime afstand van elkaar, zonder knuffels of zelfs een troostend schouderklopje, vertegenwoordigers van het Forum der Joodse Organisaties drogredenen op basis van religieuze dogma’s hoor poneren om te duiden waarom het oké is om met 77 personen in een synagoge aanwezig te zijn of trouwfeesten clandestien te laten plaatsvinden, dan roept dat humorloze weerstand bij mij op. Zeker als er in één adem aan wordt toegevoegd dat de Joodse gemeenschap zich alweer geviseerd voelt. Bij mij als individu voedt zoiets de perceptie dat een niet onaanzienlijke groep gelovigen de wetten van hun god(en) nog steeds overtuigd laten primeren boven de wereldlijke macht die geldt in het land waarin zij zich bevinden. Dat uit zich in het eisen van uitzonderingen op dierenrechten, het beperken van de vrijheid op het uiten van bepaalde meningen, het proberen om bepaalde cartoons of lokale gebruiken zoals carnaval te verbieden tot het bewust naast zich neerleggen van wetten en verordeningen die in het belang van ieders gezondheid worden opgelegd. Ik ben mij zeer bewust van het feit dat de godsdienstvrijheid als basisrecht de belangrijke maatschappelijke functie heeft religies te beschermen tegen staatsinmenging. In de praktijk blijkt dat grondrecht echter steeds vaker ingezet te worden als een Paard van Troje dat de Raad van State wordt binnengerold om net het omgekeerde te bewerkstelligen; zich vanuit religieus oogpunt mengen met en/of onttrekken aan wereldlijke macht die even onwrikbaar vast zou moeten liggen als gelijk welk religieus recht. In een maatschappij die zichzelf seculier durft te noemen, is zoiets ronduit gevaarlijk. De kritiek op dit oprukkende fenomeen blijft vanuit politieke hoek – afhankelijk vanuit welke religieuze hoek de wind waait – heel vaak achterwege, en dit terwijl de drie belangrijkste religies zich eraan bezondigen. Voor mij is het
wachten op politici die tegen dit heilige huisje durven te schoppen. Niet omdat ik iemands individuele recht op vrijheid van religie wil aanvallen, integendeel, wel omdat ik van mening ben dat collectief opgelegde en gevolgde religieuze dogma’s haaks kunnen staan op het algemeen belang en de volksgezondheid.

Verschenen in De Standaard op woensdag 30 december

Intussen in het Virungapark

Toen ik aan de research voor mijn laatste roman Bovenhuids begon, kon ik met moeite Kinshasa op de kaart van Congo aanduiden. Dankzij de haast apostolische passie van journaliste en documentairemaakster Elien Spillebeen, die ruim de tijd nam om onwetende fictieauteurs als mezelf te onderrichten in de politieke en humanitaire wantoestanden in Oost-Congo, ging er voor mij een nieuwe wereld open. Sinds die dag heb ik een extra zintuig ontwikkeld om nieuws uit die rijke, maar o zo dodelijke, regio op te pikken.

De coronacrisis had al als gevolg dat buitenlands nieuws schaarser werd en vooral bestond uit besmettingscijfers van buurlanden en vlagen van zinsverbijstering van op hun laatste poten lopende presidenten. In de media viel minder dan ooit nieuws te rapen uit het grensgebied waarin het Virungapark, met al zijn fauna-, flora- en bodemschatten, zich bevindt. Ik vermoed zelfs dat, mocht het park niet beheerd worden door de Belgische prins Emmanuel de Merode, er amper iets zou doorsijpelen. 

Toch viel mijn oog begin deze week op een verontrustende tweet van het ICCN (Congolese Instituut voor Natuurconservatie). Daarin werd het overlijden van zes parkwachters na een raid van een gewelddadige groep gemeld. Het nieuws werd in de marge ook door de Belgische pers opgepikt, maar veroorzaakte weinig deining. De moorden zijn geen alleenstaand feit. Niet minder dan 200 parkwachters sneuvelden al tijdens de uitoefening van hun job. Zelden of nooit worden de daders gevonden, laat staan bestraft. Virunga, op de grens van Congo, Rwanda en Oeganda, is al decennialang politiek instabiel en het wemelt er van de gewapende milities. Amper iemand weet nog voor wie of wat die strijden. 

Die bendes zijn constant op zoek naar inkomsten om hun strijd voort te zetten. Olifanten, nijlpaarden en berggorilla’s stropen, is een lucratieve business die naar schatting jaarlijks een omzet van 50 miljoen dollar genereert. Maar ook de overheden vormen een bedreiging voor deze groene long, waarvan het belang in tijden van klimaatverandering moeilijk overschat kan worden. In hun zoektocht naar rijkdom proberen zij steeds meer natuurlijke grondstoffen te ontginnen. We kunnen doen alsof dat ons niet aanbelangt, maar geloof mij vrij: deze column is te kort om het gigantische ecologische én economische belang van deze regio voor het Westen te schetsen. 

Mede daarom blijf ik mij erover verbazen dat Europa niet meer het voortouw neemt om deze regio duurzaam te ontwikkelen. Ja, er is een VN-vredesmacht gevestigd (Monusco), maar die blinkt vooral uit in apathie, en ja, er zijn kleinschalige projecten die ecologische teelt stimuleren (de chocoladefabriek van Dominique Persoone om er een te noemen). Maar dat volstaat amper om een gamechanger te zijn. 

Natuurlijk moet de heersende coronapandemie onze eerste prioriteit zijn. Maar laat dat niet betekenen dat we uitdagingen die mee onze toekomst kunnen bepalen, zomaar uit het oog verliezen. Deze pandemie verdwijnt vroeg of laat. Laten we er alles aan doen om Virunga niet hetzelfde lot te laten ondergaan.

Dimitri Verbelen is schrijver. In ‘De mening’ geeft een gastschrijver een week lang zijn of haar visie op een actueel thema.

Verschenen in De Standaard op vrijdag 15 januari 2021

Beni Files is een visueel monument voor de slachtoffers van de bloedbaden in Beni, Congo / Elien Spillebeen

Virtuele antropologie

Het verloopt meestal volgens een gelijklopend scenario. De manifestatie is rustig. Een reporter sprokkelt een paar quotes. De actie loopt ten einde. Een harde kern voor wie rustig een zeer rekbaar begrip is, blijft over. De politie krijgt projectielen naar het hoofd geslingerd, privaat en openbaar bezit moet eraan geloven. Een burgemeester of minister reageert verbolgen en belooft dat de schuldigen streng gestraft zullen worden. Zowat iedereen hoort de wind door de holheid van die woorden gieren.

Gisteren, naar aanleiding van een protestactie na de dood van een jonge arrestant en nog voor er ook maar één onderzoeksresultaat bekend was, bleek Brussel alweer het decor van geweld en vernieling. Zelfs het gebruik van een brandbom om een politiekantoor in brand te steken werd niet geschuwd. Je kunt er prat op gaan dat de kloof tussen politie en een bepaald deel van de allochtone gemeenschap weer enkele meters dieper is geworden. En je kon de bodem van die put al amper nog met het blote oog ontwaren. 

Vervolgens breekt de hel los op sociale media. Alles tussen vergoelijking en onomfloerst racisme passeert de revue. Als je, zoals ik, best wat tijd doorbrengt op het internet en daar, tegen beter weten in, haast dwangmatig de commentarensecties uitpluist, begin je na verloop van tijd een database in je hoofd op te bouwen van mensen die vaak en gretig reageren op de meest uiteenlopende items. Noem mij een neuroot, maar ik vind dat, als schrijver, interessant. Je kunt er de mooiste personages uit puren, want de realiteit overtreft altijd de fictie. Noem het een vorm van virtuele antropologie. 

Al snel merkte ik een patroon op in de reacties. Enkele personen die ik een week geleden nog ziedend van woede en verontwaardiging van leer zag trekken tegen de bestormers van het Amerikaanse Capitool, bleken plots zeer mild voor de onderliggende oorzaken van het geweld in Brussel. Aan de andere kant van het spectrum las ik reacties van mensen die volop begrip toonden voor de wildste discipelen van Trump, maar vandaag de meest creatieve doodstraffen wisten te bedenken voor de amokmakers in onze hoofdstad. Mag ik dat kortzichtig vinden? Geweld na demonstraties, wat het al dan niet nobele doel ook is, is altijd contraproductief en plaatst de boodschap volledig op de achtergrond. 

Het is belangrijk om mensen die gratuit geweld gebruiken op manifestaties om politieke of sociale wantoestanden aan te klagen, niet op te delen op basis van hun kleur, religieuze overtuiging of politieke strekking. We moeten ze op gelijke voet behandelen en hen los van het links-rechtsdenken durven te benoemen. Of u nu de termen tuig, janhagel, gepeupel, uitschot of crapuul gebruikt, laat mij etymologisch koud. Zolang we het er maar over eens zijn dat alleen breed gedragen afkeuring het enige correcte antwoord is, toch?

Dimitri Verbelen is schrijver. In ‘De mening’ geeft een gastschrijver een week lang zijn of haar visie op een actueel thema.

Verschenen in De Standaard op donderdag 14 januari 2021