Jeff Hoeyberghs
Zuigt billen leeg, vult borsten en lippen op en is bekend van wetenschappelijk onderbouwde uitspraken als:
– “Vrouwen willen de privileges van de mannelijke bescherming en hun geld, maar ze willen hun benen niet meer opendoen.”
– “Je kan een vrouw niet als gelijke behandelen zonder haar slaaf te worden.”
– “Mannen die hulp zoeken bij een wijf, weet je hoe wij dat noemen? Jeanetten!”
– “… vandaar dat wetenschappers bijna altijd mannen zijn.”
Jane Goodall
De Britse antropologe en biologe Jane Goodall werd wereldberoemd vanwege haar onderzoek naar chimpansees. Dankzij de observaties van Goodall is onze kennis van mensapen enorm toegenomen. Zij bracht in kaart hoe chimpansees eenvoudige werktuigen gebruiken, samen op jacht gaan en zelf oorlog voeren met andere stammen of apensoorten.
Dorothy Hodgkin
Hodgkin werd een pionier op het gebied van röntgenkristallografie, een methode waarmee de driedimensionale structuur van moleculen wordt bepaald. Hierdoor kan de werking van bepaalde stoffen als penicilline beter worden begrepen. In 1964 ontving ze voor haar onderzoek op dit gebied de Nobelprijs voor de Scheikunde.
Barbara McClintock
De Amerikaanse botanicus Barbara McClintock wordt tegenwoordig gezien als een van de belangrijkste genetische wetenschappers aller tijden. Toch kwam deze erkenning pas laat. McClintock studeerde plantkunde en was bovengemiddeld geïnteresseerd in maïs. Ze bestudeerde hoe de chromosomen van deze plant veranderden tijdens de reproductie. Hiervoor ontwikkelde ze een speciale visualisatietechniek. Haar studies naar translocatie, een vorm van mutatie van erfelijk materiaal, zouden van groot belang zijn in het onderzoek naar kanker en erfelijke ziektes.
Maria Goeppert-Mayer
Ze wilde eerst wiskundige worden maar stapte tijdens haar studie over op natuurkunde. Maria Goeppert verhuisde na haar huwelijk met de fysisch-chemicus Joseph Edward-Mayer naar de Verenigde Staten. Ondanks haar talenten koste het haar moeite om een vaste aanstelling te krijgen. Uiteindelijk kreeg Goeppert-Mayer internationale erkenning voor haar onderzoek met Hans Jensen naar de schilstructuur van de atoomkern. Hiervoor kregen zij in 1963 de Nobelprijs voor de Natuurkunde.
Rosalind Franklin
Haar röntgendiffractiefoto’s van DNA zouden een belangrijke stap vormen in het definitief vaststellen van de DNA-structuur. Franklin overleed op jonge leeftijd aan kanker en kon niet met een Nobelprijs worden geëerd die in 1962 werd uitgereikt aan Watson, Crick en Wilkins voor de ontdekking van de DNA-structuur. Franklins collega Aaron Klug zou verdergaan met haar werk en in 1982 de Nobelprijs voor Scheikunde krijgen.
Gertrude Elion
De Amerikaanse Gertrude Elion studeerde scheikunde maar had moeite om in dit mannenbolwerk werk te vinden. In 1944 vond Elion een baan bij Burroughs Wellcome Research Laboratories waar ze tot haar pensioen zou blijven werken. Zij werkte hier als assistente van de beroemde farmacoloog George Hitchings en zou een aantal belangrijke chemische ontdekkingen doen. Hierdoor kon zij samen met Hitchings geneesmiddelen ontwikkelen tegen jicht, artritis, malaria en de afstoting van getransplanteerde organen. In 1988 kregen Elion en Hitchings de Nobelprijs voor Fysiologie of Medicijnen toegekend.
Irène Joliot-Curie
Net als haar moeder was ze gefascineerd door radioactiviteit. Ze werkte met haar moeder aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog en zou daarna haar assistente worden. Ze trouwde met de scheikundige Frédéric Joliot waarmee ze onderzoek deed naar de productie van kunstmatige radioactieve elementen. In 1935 kreeg Joliot-Curie de Nobelprijs voor de Scheikunde. Het continu werken met radioactieve elementen was niet zonder gevaar en net als haar moeder zou Joliot-Curie overlijden aan leukemie.
Lise Meitner
Lise Meitner (geboren 1878) leefde in een tijd dat menig universiteit nog niet toegankelijk was voor vrouwen. Na de middelbare school kon zij alleen nog op een privéschool een opleiding volgen. Op 23-jarige leeftijd lukte het haar eindelijk om toegelaten te worden tot de Universiteit van Wenen. Lange tijd leek Meitner te kiezen voor een praktische keuze als Frans of filosofie maar uiteindelijk werd het natuurkunde waarin ze ook promoveerde. Als pionier zou Meitner steeds weer obstakels tegenkomen, zo kwam ze als vrouw nauwelijks aan werk in haar vakgebied. In Berlijn zou ze samenwerken met Otto Hahn en onderzoek doen naar radioactiviteit. Hahn kreeg in 1944 de Nobelprijs en minimaliseerde in eerste instantie het werk van Meitner, hoewel hij haar in het geheim een deel van het prijzengeld gaf. Meitner werd tijdens haar leven vele malen genomineerd voor de Nobelprijs maar zou hem nooit winnen. Hierdoor werd ze een symbool voor de achtergestelde positie van vrouwelijke wetenschappers.
Ada Lovelace
Augusta Ada Lovelace was de dochter van de Engelse dichter Byron. Ze werd tijdens haar jeugd opgevoed door haar moeder die Ada stimuleerde om onderzoeker te worden. Lovelace had een uitzonderlijk wiskundig inzicht en kwam in contact met Charles Babbage, de ontwerper van de analytische machine, de voorloper van de moderne computer. In tegenstelling tot Babbage die de machine louter als een rekenmachine beschouwde, zag Lovelace in dat het veel meer mogelijkheden kon hebben. Haar ideeën hierover worden beschouwd als de eerste poging om een computerprogramma te schrijven. Helaas stierf Lovelace op 36-jarige leeftijd voordat ze al haar ideeën kon uitwerken. Sinds 2009 worden op Ada Lovelace Dag de prestaties van vrouwelijke wetenschappers gevierd.
Marie Curie
Op school blonk ze uit maar in het door Rusland bezette deel van Polen kregen vrouwen geen toegang tot de universiteit. In 1891 vertrok ze naar Parijs waar ze aan de Sorbonne wiskunde, scheikunde en natuurkunde studeerde. Ze zou voor vervolgwerkzaamheden in contact komen met de natuurkundige Pierre Curie met wie ze in 1895 trouwde. Als Marie Curie zou ze zich steeds meer toeleggen op de studie van de net ontdekte uraniumstralen. Zij gaf het fenomeen de naam radioactiviteit. De Curies zouden in 1903 samen de Nobelprijs voor Natuurkunde krijgen. Nadat haar man in 1906 verongelukte kreeg zij zijn leerstoel aan de Sorbonne. Hiermee werd zij de eerste vrouwelijke hoogleraar aan dit gerenommeerde instituut. In 1911 kreeg Curie een tweede Nobelprijs, ditmaal van de Scheikunde voor haar ontdekking van de elementen radium en polonium. In 1909 kreeg zij de leiding van het nieuwe Institut du Radium (tegenwoordig Institut Curie) in Parijs waar zij onderzoek deed terwijl in een tweede gedeelte de biologische en medische effecten van radioactiviteit werden bestudeerd. Haar dochter Irène nam in 1930 de leiding van het instituut over, al zou ze tot haar dood directeur blijven. In 1934 overleed Marie Curie aan leukemie nadat ze tijdens haar loopbaan regelmatig bloot had gestaan aan straling. Het scheikundige element Curium (Cm) is naar haar vernoemd.
